De machine werkt met één set naalden op een cilinder, waardoor de klassieke enkele lussen voor jerseystof ontstaan die de basis van de stof vormen.
Elk spoor vertegenwoordigt een andere naaldbeweging (breien, instoppen, overslaan of stapelen).
Met zes combinaties per feeder maakt het systeem complexe lussequenties mogelijk voor gladde, geluste of geborstelde oppervlakken.
Eén of meer feeders zijn bestemd voorpoolgarens, die fleecelussen vormen aan de achterkant van de stof. Deze lussen kunnen later worden geborsteld of geschoren voor een zachte, warme textuur.
Geïntegreerde elektronische span- en afhaalsystemen zorgen voor een gelijkmatige poolhoogte en stofdichtheid, waardoor fouten zoals ongelijkmatig borstelen of lusverlies worden verminderd.
Moderne machines maken gebruik van servomotoren en touchscreeninterfaces om de steeklengte, de spoorinschakeling en de snelheid aan te passen. Zo is flexibele productie mogelijk van lichtgewicht fleece tot zware sweatshirtstoffen.